Koningin van de Nichten

Rick Mus en Oscar Kocken

Rick Mus (72) was veertien jaar oud, toen hij door zijn vader apart genomen werd. ‘Jongen,’ zei hij, ‘Ik weet al lang dat jij homo bent. Maar mag ik je één goede raad geven? Blijf niet hier, ga weg uit Nijmegen.’
Rick liet het tot zich doordringen.
‘Maar wat moet ik dan?’
‘Ga varen. Ik ken iemand in Amsterdam, daar moet je heen.’

‘Naast mijn ouderlijk huis staat een school,’ herinnert Rick zich. We zijn terug in de Tweede Wereldoorlog en een groep Engelse soldaten is gelegerd in dat pand. ‘Bij het hek staat elke dag een jongen, heel eenzaam. Elke keer als ik hem zie, loop ik naar hem toe om hem te groeten. Ik spreek geen woord Engels, maar die knul heeft op mij een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Ik weet niet hoe ik het moet noemen, ik ben te jong voor verliefdheid, maar ik ben gek op hem.’
‘Onderweg naar opa en opoe, passeren mijn vader en ik de school. Mijn vader schiet nog even binnen bij de sigarenboer op de hoek. Ik sta in de deuropening, ongeduldig te wachten tot we gaan. Maar het getreuzel van mijn vader is onze redding: ineens klinkt er oorverdovend kabaal, mijn vader springt bovenop me, drukt me tegen de grond. ‘Wil je dood ofzo?’ roept hij totaal overstuur, terwijl de bommen om ons heen neervallen. Als het voorbij is, kijk ik opzij. Daar ligt de jongen. Een grote wond in zijn hals. Het bloed loopt in de goot.’
‘Op vier mei ga ik naar de Engelse begraafplaats in Nijmegen. Ik weet niet hoe hij heet, maar ik leg elk jaar bloemen bij een van de stenen.’

In Amsterdam belandde Rick in Café ’t Mandje op de Zeedijk, de allereerste homokroeg. ‘De jongens dansten er met jongens en de meisjes met meisjes,’ vertelt hij. Dat wat geen vanzelfsprekendheid en zelfs een tikkeltje gevaarlijk, want een dergelijke seksuele voorkeur was nog allerminst geaccepteerd. Op de toog stond daarom een wit porseleinen uiltje, met lichtgevende rode oogjes. Wanneer barvrouw Bet van Beeren zag dat er politie voor de deur stond, deed ze ogenblikkelijk de lampjes aan en wisselde men direct van danspartner.

Zo’n kroeg wilde Rick zelf ook. Samen met zijn vriend begon hij de Amstel Taveerne, vertelt hij, wat een thuishaven werd voor artiesten als Wim Sonneveld en de Zangeres Zonder Naam. Hen trommelde hij ook op toen de Amsterdamse homohaat hem te veel werd. ‘Op 4 mei 1967 wilde ik met een stel vrienden bij het monument op de Dam bloemen leggen voor de homoseksuele oorlogsslachtoffers. En wat denk je? We werden met gummiknuppels van het plein geslagen!’ Twintig jaar na de oorlog was er blijkbaar nog maar weinig veranderd van de agressieve houding tegen homo’s en Rick besloot uit pure woede dat het hoog tijd werd voor een eigen herdenkingsmonument: een homomonument.
Handen werden ineengeslagen en dankzij zijn goede contacten bij Theater Carré werd dat podium een avond opengesteld voor een benifietconcert. Johnny Jordaan, Tante Leen, Beppie Nooij, Heintje Davids en eerdergenoemde Wim Sonneveld en de Zangeres Zonder Naam traden op en er werd genoeg geld opgehaald voor een monument. Niets staat hen nog in de weg, of het moet de politiek zijn. En inderdaad: het mag niet. Amsterdam is in de jaren zestig nog niet klaar voor een homomonument.
Hoewel zonder resultaat, levert de actie Rick wel degelijk iets op: vanaf dat moment draagt hij de naam Koningin van de Nichten. Een eretitel die hij ook op zijn 72e in rusthuis D’oude Raai aan de Ferdinand Bolstraat nog met trots draagt. Zijn enige voorwaarde toen hij in dat tehuis kwam, lag verscholen in zijn vraag: ‘Is het hier wel homovriendelijk?’ Dat bleek zo te zijn. Samen met enkele bewoners en vrienden vierde hij vorig jaar nog zijn verjaardag met z’n allen in het oude café ’t Mandje. De jongens dansten er met de jongens, de meisjes met de meisjes. Er was niets veranderd. Of toch? ‘De rode oogjes van het uiltje hoefden niet meer aan.’

NB. Dhr Mus heeft een verleden van zwaar drankgebruik, waardoor zijn geheugen ernstig is aangetast. Meerdere herinneringen zijn niet met feiten te staven.