Oud Verliefd: Auk & Jeanne

Auk Veltman is 84 en woont in het verzorgingstehuis Padua, Jeanne Vanhest is 82 en woont in een appartement naast Padua.

Twee jaar geleden zat de immer grappen makende Auk zich te vervelen bij een wedstrijd koersbal in het tehuis. Midden in zijn verveling keek hij naar rechts en zag in zijn ooghoek, helemaal op het einde van de rij, een mooie dame zitten. Het aanzicht van deze deerne maakte iets in Auk wakker, iets dat lang te slapen had gelegen. ‘Een deelgenoot in deze miserie’, dacht Auk maar hij verroerde niet.

De volgende week kwam Auk weer uit verveling naar de koersbal kijken en zag tot zijn grote verbazing opnieuw die dame van de vorige keer op het uiteinde van de bank zitten. Auk trok zijn stoute schoenen aan en ging exact één plaats dichter bij haar zitten dan de vorige keer. De koersbal wedstrijd kon hem gestolen worden, evenals de avances van menig dame uit het tehuis.

Elke week ging Auk naar de koersbal en elke week schoof hij een stoel op richting de dame op het einde van de rij. Op een dag zat hij naast haar. ‘Ik haat koersbal,’ zei hij. ‘Ik ook,’ zei zij en Auk wist dat dit het begin van een nieuw leven was.

Als een kind ging hij terug naar zijn appartement, niet wetend wat hij aanmoest met zichzelf. Alsof hij een energiebron aangeboord had, terwijl het land allang droog verklaard was. ‘De vlam was weer ontstoken.’ Hij dacht lang na over de volgende stap en besloot toen ‘de zaak gewoon om te kopen’. Hij kocht een bosje bloemen bij de bloemist in de buurt, ‘kijk maar op geen euro,’ had hij gezegd, hij trok zijn beste pak aan en ging voor de deur van het appartement van Jeanne, zo heette de dame, zijn woorden staan oefenen. Twee, drie buren kwamen voorbij voordat Auk durfde aan te kloppen. ‘Goededag,’ zei de verbaasde, edoch licht geamuseerde Jeanne. ‘Ik kom vragen, eum, ik kom vragen of je vriendschap met mij wilt,’ bracht Auk uit en trilde met zijn bloemen.

Jeanne liet Auk binnen en ze praatten de hele avond. Auk kwam de volgende dag weer op bezoek en de hele week lang spraken ze elke dag met elkaar. Auk voelde vlinders in zijn buik tekeer gaan en Jeanne vond het fijn iemand te helpen minder eenzaam te zijn. ‘Een vrouw kan zich nu eenmaal beter vermaken in haar eentje dan een man.’

Auk voelde zich dolgelukkig, hij stond weer midden in het leven. Jeanne had een paar regels voor deze vriendschap: 1. Ze moesten het geheim houden, want in het tehuis werd al genoeg geroddeld; 2. Ze mochten elkaar zien van 10u in de ochtend tot 10u in de avond, maar niet ’s nachts, ze waren immers niet getrouwd. Auk was gelukkig.

Na een tijd van geheimhouding en toch veel geroddel (er zitten maar weinig mannen in het tehuis en zeker weinig zo grappig als Auk) besluit Auk dat het tijd wordt officieel te gaan in hun vriendschap. Hij koopt weer bloemen, gaat regelrecht naar haar appartement, doet zelf de deur open en zegt: ‘Lieve Jeanne, ik wil dat jij mijn vriendin wordt.’ Jeanne is blij dat ze hem nu eindelijk aan haar familie kan tonen en dat ze haar Auk nu echt voor haar alleen gaat krijgen en zegt volmondig ‘ja’.

De familie van Jeanne is heel blij met de nieuwe vriend en de familie van Auk (hij heeft 9 kinderen uit twee huwelijken) ook nadat Jeanne ze na een contactstilte van soms 20 jaar gewoon heeft opgebeld en terug verenigd met hun vader/grootvader/overgrootvader. Auk was opgetogen, hij herkende de helft van zijn kinderen niet na zoveel tijd.

Auk en Jeanne groeiden steeds dichter naar elkaar toe, gingen uit de koersbal wegens te veel jaloezie (‘ze grepen hem soms in zijn kont of kruis terwijl ik er bij stond), sloten zich aan bij het koor en reden met auto, tram en trein door de hele regio.

Twee jaar later spreek ik het koppel. Waar Jeanne in begin vooral ‘wou helpen met zijn eenzaamheid’ is ze nu zo verliefd dat ze hoopt nog te trouwen ‘want dan kunnen we die andere van tien tot tien elkaar ook zien’. Auk, nog steeds gelukkig, zet thee en schenkt voor ons in, hij geeft Jeanne een kus. ‘Het beste wat me is overkomen,’ zegt hij. Jeanne duwt hem half weg maar haar ogen verraden begeerte.

Ik bedank het koppel en Auk laat me uit met de woorden: ‘Nooit stilstaan, wie stilstaat die sterft af.’