waar gaat het in hemelsnaam naar toe? (met de podiumkunsten) aug 2013

Waar gaat het naartoe?
Samenvatting en Verdieping
Door Teddy Tops

 1. Samenvatting.

De nieuwe generatie podiumkunstenaars gaat steeds meer samenwerken met hun publiek, met andere disciplines en opvallender: met andere sectoren. Tijdens Theaterfestival Boulevard in Den Bosch hebben Lucas De Man en Teddy Tops ,vijfentwintig theatermakers, vier artistieke professionals en zo’n honderdvijftig bezoekers gevraagd waar het in hun visie, dromen en nachtmerries naartoe gaat met de kunstsector.

Tot voor kort konden jonge kunstenaars voor hun productiekosten aankloppen bij een productiehuis, konden ze een beroep doen op de regeling ‘Wet werk en Inkomen Kunstenaars’ (WIK) of dienden ze een subsidieaanvraag in bij het Fonds Podiumkunsten, hun Gemeente en/of hun Provincie. Wegens de recessie en de onder Kabinet Rutte I en II ingezette bezuinigingen en de forse kortingen op de nog beschikbare subsidies is dit veel minder  mogelijk. Hoe redden zij zich in deze nieuwe wereld? En wat merkt het publiek daarvan?

“In de tijd van Shakespeare was kunst op elke straathoek te zien. Tegenwoordig moeten creators creatievere wegen verzinnen om hun kunst aan de man te brengen”, merkt festivalbezoeker Marjolein op. Een van die wegen is het steeds gebruikelijke fenomeen crowdfunding, waarbij niet de overheid of de cultuurfondsen voor financiering zorgen, maar waarbij kunstliefhebbers zelf in de buidel tasten voor een startbudget waardoor de maker zijn plan in beperktere mate dan hij/zij zou willen toch kan realiseren

Zowel toeschouwers als makers zijn gebaat bij crowdfunding. Het publiek wordt  op deze manier mede verantwoordelijk  voor een  deel  van het creatieve proces en is hierdoor als vanzelf nieuwsgierig(er) naar het eindproduct. Bij crowdfunding ontstaat  een directe band tussen maker en kijker, doordat het publiek al betrokken raakt bij wat er uiteindelijk is te zien. Op deze manier bouwt de kunstenaar bovendien een netwerk van betrokken en loyale volgers op.

Netwerken blijkt een groter deel van het maakproces te worden. Netwerken tussen  mensen binnen en buiten de sector zorgt ervoor dat je een breder publiek aanspreekt en sneller tot je doel (de productie) komt.

Bij netwerken is sectoroverschrijdend zijn steeds belangrijker. Eerder was er al vaak sprake van multidisciplinariteit, waarbij de maker gebruik maakt van de ingrediënten van verschillende kunstdisciplines. Daarnaast was het al gebruikelijk om de sectoren kunst en educatie aan elkaar te verbinden. Nu zie je dat makers vaker samenwerken met sectoren die op het eerste gezicht verder weg liggen. Voorstellingen komen dan tot stand in samenwerking met bijvoorbeeld de zorgsector.  Producties kunnen dan als welzijnswerk ingezet worden om een maatschappelijk probleem op een nieuwe manier voor het voetlicht te brengen en via een artistieke benadering bespreekbaar te maken.

Onveranderd is de aandacht die uitgaat naar kunsteducatie, waarbij met name jeugdtheater door meerdere partijen enorm belangrijk wordt gevonden. De theaterwereld moet volgens hen meer in contact komen met het  jongere publiek. “Schoolvoorstellingen en jeugdtheater zetten je midden in de samenleving, je komt zo in contact met die belangrijke jonge generatie die je anders  niet zomaar tegenkomt”, aldus Matthijs Rümke, artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel.

Waar gaat het naartoe?

2. Verdieping

In 2010 is de kogel is door de kerk. Er ligt een regeerakkoord waaruit blijkt dat er flink geschrapt wordt op de cultuursubsidies, oplopend tot 200 miljoen euro in 2015. Deze kortingen zijn het gevolg van de crisis waar Nederland nog steeds mee kampt, maar komen ook vooral voort uit de slechtere positie van de kunstwereld. De gevolgen zijn groot: het financieren van een voorstelling wordt steeds ingewikkelder, kunstenaars kunnen geen WIK (Wet werk en inkomen kunstenaars) aanvragen, subsidies zijn voor nieuwe makers nauwelijks nog beschikbaar, en de gemiddelde bezoeker heeft niet het geld om  duurdere kaartjes te kunnen betalen. De vraag is, nu de kunstsector heeft kunnen wennen aan deze nieuwe financiële realiteit, of ze manieren hebben gevonden om toch te overleven? Zijn er maatregelen getroffen en zo ja, welke? Wat zijn de angsten, dromen en visies van de theatermakers, beleidsmakers en het publiek? Met deze vragen zijn wij ons onderzoek gestart, met als hoofdvraag ‘Waar gaat het (in hemelsnaam) naartoe?’ Durven we nog, zoals Theater Kikker-programmeur Jolie Vreeburg zegt, te droomdenken in plaats van te doemdenken.

Publiek opzoeken

“Kunst is niet meer voor de elite,’ vertelt Matthijs Rümke, artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel, ‘Niet omdat het publiek verandert, maar omdat de elite verschuift. Vroeger besloot een koning wat er wel en wat niet te zien was op zijn plein, tot voor kort deed de elite dat in Nederland.”

Jetse Batelaan, artistiek leider bij Theater Artemis, voegt hieraan toe: “Kunst profiteerde van een hiërarchie die stond door de elite. Kunst hoorde ooit bij een status. Nu zelfs ons Kabinet kunst onzin vindt,  valt die positie weg. Niet alleen economisch maar ook cultureel dreigen we een niche te worden; we kakken in, we worden ouder.” De voorkeuren van de vergrijzende elite worden volgens Jan van der Putten (directeur van de Verkadefabriek) steeds meer overgenomen door andere opvattingen van het brede publiek. Daar moeten de makers draagvlak creëren, die moeten ze naar de voorstellingen zien te krijgen.

“Kunst werd ooit beschermd door de elite, maar die is aan gort gegaan,’ zegt Jan (Verkadefabriek). ‘Daar zal over tien jaar nog minder van over zijn. Als kunstenaar moet je daarom niet meer afhankelijk willen zijn van subsidie van de overheid, maar van draagvlak uit de maatschappij”,.

Vroeger ging het publiek uit van de kennis van de programmeur van een schouwburg. Als publiek gaf men zich over aan de keuze van het podium waar men een kaartje van kocht. Nu geeft het publiek aan het niet meer zo vanzelfsprekend te vinden dat ze kaartjes voor een voorstelling kopen, omdat deze vaak duur zijn en ze het lastiger vinden de keuze van een programmeur zo maar te accepteren. De makers proberen een brug te slaan door hun publiek zelf op te zoeken en door voorstellingen op uiteenlopende locaties te tonen. Zo krijgt het locatietheater een grotere rol, en moeten theaters, net als festivals al doen, op zoek naar andere plekken om hun producties te tonen.

Ook vinden de makers netwerken in het huidige klimaat steeds belangrijker; een productie op een podium brengen gebeurt volgens hen nu meer door de juiste contacten te hebben en die in te schakelen. Sommigen zijn hier beter in dan anderen, wat niet betekent dat de één per definitie een betere maker is dan de ander.

Volgens de makers moet er een plek komen waar je elkaar kunt ontmoeten, een plek waar zij mensen ontmoeten die ze verder kunnen helpen. Dit kan in de vorm van flexibele plekken zoals de Verkadefabriek waar een bar/lounge, verschillende kantoorruimtes, grote en kleine podia en bioscoopzalen te vinden zijn.

Heleen Volman van DansBrabant merkt op: “Vroeger was het proces van de makers lineair; je maakte een productie en ging hiermee de podia af, het podium dat interesse had, de productie kocht werd  het podium waar je productie  te zien was. Nu zie ik een meer genetwerkt proces. Je gaat voor je verkoop niet direct naar een podium, maar schakelt mensen in je netwerk in. Door de juiste mensen te kennen kom je op het juiste podium.”

Het publiek wil geld kunnen doneren aan de kunsten die zij graag zien, ze willen meer deel uitmaken van het creatieve proces. Dit kan door middel van crowdfunding: een alternatieve wijze om een project te financieren. “Bij crowdfunding gaan theatermakers niet meer naar het productiehuis om productiebudget aan te vragen, maar ze zetten hun ideeën bijvoorbeeld op www.voordekunst.nl, waar het publiek geld kan doneren’, legt de maker uit. ‘De communicatie met het publiek is meer dan ooit van belang, het publiek krijgt een grotere rol in het proces. Er ontstaat een direct contact tussen investeerder en cultureel ondernemer/maker, waarbij investeerders de kans krijgen te overleggen en te sturen.” Daarnaast bouwt de maker op deze manier automatisch een netwerk op. Het wordt een wisselwerking tussen creator en kijker. Deze vorm van financiering is voor velen op dit moment een redding, maar aan de houdbaarheid ervan wordt getwijfeld. Jonge theatermaker Jessie l’Herminez vraagt zich af: “Een aantal  nieuwkomers op Theaterfestival Boulevard hebben een groot deel van hun productie gefinancierd door middel van crowdfunding. Het is een goede ontwikkeling, maar hoe lang gaat het nog werken? Wanneer krijgt het publiek genoeg van geld geven?” Daarnaast vinden veel makers het een moeilijk en uitputtend proces.

Crowdfunding gaat in de nieuwe zin van het woord niet alleen meer over geld geven of ontvangen, maar steeds meer over de directe band tussen de maker en zijn publiek. Door kunstliefhebbers financieel aan zich te verbinden, verzekert de maker zich van een groep betrokken en loyale volgers. Het publiek zelf werkt hier graag aan mee: “De kunsten gaan nieuwe wegen uitvinden. Ik hoop dat dat gebeurt door sponsoring vanuit ons”, aldus José, bezoeker van het festival.

Multisectoraliteit

De makers zeggen het belangrijk te vinden verschillende disciplines aan elkaar te koppelen (multidisciplinaire voorstellingen). Hiermee bedoelen ze dat theater, dans, muziek, beeldende kunst gaan samenwerken, maar ook het combineren van video, beeld en geluid was al een groot onderdeel van producties. Een interessante ontwikkeling is dat multidisciplinariteit nu over lijkt te gaan op multisectoraliteit of sectoroverschrijdende voorstellingen. Dat houdt in dat meer organisaties binnen verschillende sectoren samenwerken. Eerder was de link tussen kunst en educatie al merkbaar, maar nu gaan ze een stapje verder. Zo zie je ook producties die ontstaan zijn uit de samenwerking tussen de theaterwereld en bijvoorbeeld de zorgsector of de agrarische sector. Voorbeelden die te zien waren op Theaterfestival Boulevard zijn ‘Wij, Varkenland’; een voorstelling van Lucas De Man in samenwerking met de Boerenbond. Ook de voorstelling ‘HEIJMEN’ van Letizia Rompelberg  is uit een samenwerking ontstaan waarin ze met vluchtelingenwerk een voorstelling maakte over de zoektocht naar een thuis. Eerder  had zij voor de voorstelling ‘VAST’ al samengewerkt met de organisatie Exodus, die ex-gedetineerden terug de samenleving in helpen. Deze voorstellingen heeft ze op verschillende scholen laten zien.

Kunsteducatie

Terwijl West-Europa vergrijst, is het volgens Jetse Batelaan (Theater Artemis) van groot belang dat de kunst niet mee vergrijst. Volgens de artistiek leider moet men inzetten op het stimuleren van jong talen en jongeren meer betrekken bij het proces van een kunstwerk of toneelstuk: “Dit kunnen we bijvoorbeeld doen door kunsteducatie aan te bieden op middelbare scholen en door jeugdtheater te steunen. Door cursussen en workshops op scholen te geven, ondervangen we de veroudering van deze sector.”

“Jong talent is essentieel voor vernieuwing. Niet alleen voor de ontwikkeling van het vak, maar ook voor het aantrekken van publiek. Zij zijn in staat vernieuwende producties neer te zetten die wellicht meer aansluiten op jonger publiek”, zo zeggen Willemijn van den Bouwhuijsen en Wendy van Grieken van W&W Advocaten, sponsor van jong talent op Theaterfestival Boulevard. Op dit moment is er volgens de makers weinig plaats voor ontwikkeling van jong talent. Zij moeten met hun eerste productie al laten zien wat ze waard zijn, het artistieke proces krijgt geen kans en wordt onderschat.

“We moeten er zelf meer aan gaan doen om de jongere generatie aan te spreken,’ stelt Rowdy Pelgrim, winnaar van de Entreeprijs 2011. ‘Kunsteducatie is essentieel bij het vervagen van de hoogdrempeligheid van theater.” Volgens hem is het jammer dat de culturele hakbijl voor een groot deel in de talentontwikkeling is gezet, waardoor het fundament van een gezonde doorstroming binnen de theaterwereld wankel wordt. Hij hoopt dat de podia, festivals, fondsen en grotere gezelschappen dit gat op kunnen vullen.

Alle ondervraagden delen deze zorg en vinden het belangrijk dat jong talent een podium krijgt. Makers willen bovendien graag onder hoede worden genomen van grotere instanties. Wanneer ervaren makers jong talent bijstaan met advies en begeleiding, zal het voor de jonge makers makkelijker worden een productie op het podium te krijgen. Daarbij is het van groot belang dat er niet uitsluitend wordt gestreefd naar perfectie. “Op dit moment is er geen plek voor jonge makers, er is althans geen plek voor hen om te falen. Dit terwijl groeien in wat je doet ook betekent dat je onderweg mag falen en van je fouten kunt leren”, aldus een van de bezoekers van het festival.

Commercie en experiment

Juist van het onderzoek en het ongewisse eindresultaat dat in de kunstsector zo vanzelfsprekend is, zouden ook andere sectoren kunnen profiteren. Kansen worden gezien door twee Vlaamse kunstenaars: Wim Opbrouck (NT Gent) en Lucas De Man (Stichting Nieuwe Helden) komen gezamenlijk tot de conclusie dat er door de eigenzinnige manier van denken die kunstenaars erop nahouden juist meer draagvlak ontstaat vanuit het bedrijfsleven. Zij constateren dat hier momenteel steeds meer banen vrijkomen voor kunstenaars die hun ideeën verkopen aan bedrijven die – in de woorden van beide kunstenaars – vaak aan “ideeën schaarste” lijden.

De vraag waar veel jonge kunstenaars nu voor staan is of met het wegvallen van overheidssteun niet te veel invloed gaat naar publiek en bedrijfsleven. In hoeverre moet een maker zich rekenschap geven van de wensen en belangen van de geldschieters? Heeft dit gevolgen voor de autonomie, de drang naar experiment en de eerder genoemde noodzaak tot falen?

Geruststellende woorden kwamen in dat opzicht van de bezoekers van Theaterfestival Boulevard. Opvallend was hoe vaak zij te kennen gaven dat zij hopen dat er weer meer ruimte komt voor kleinschalige projecten en gezelschappen. Expliciet spraken zij uit dat ze hoopten dat de commercialisering van de kunstsector niet doorzet. “De grote commerciële ‘Joop van de Ende’-gezelschappen zullen volgens mij sowieso blijven bestaan. We moeten ervoor waken dat kleinschalige producties kunnen blijven bestaan door ze een ruimte te geven waar ze bezig kunnen zijn en blijven”, zo zegt Marc, bezoeker van het festival.
Ligt het aan het publiek, dan krijgt het experiment en onderzoek zeker een grotere rol. Zij willen van deze vormen het liefst meer zien, zowel op festivals als door het jaar heen op uiteenlopende locaties.

Een droomdenkende bezoeker: “Over 20 jaar hoop ik kunst overal te zien; op straat, op school, bij de bioscoop of naast de kerk. Mijn wens is dat overal-te-zien-kunst vrij is voor iedereen. Ik hoop op locatietheater, kleinschalig en op nieuwe plekken, soms ver buiten het bekende theater. Dan is de stap om ernaartoe te gaan kleiner, ook voor jongeren. Ik denk dat ze dat anders missen.”

28-8-2013 / teddy tops